Veel dagen verlopen heel gewoon; naar het werk, naar school, huishouden. Maar je weet het hier nooit. Afgelopen dinsdag hadden we zo’n echte Millinxe verrassingsdag. ‘s Morgens ga ik, Leonie, bij Aida, een buurvrouw, thee drinken. Er komen nog meer vriendinnen van haar langs en zo wordt het een echte Arabisch/Nederlandse theekrans. Er wordt echter niet alleen thee gedronken. Na een uurtje zitten er drie vrouwen op een rijtje borstvoeding te geven!
De rest van de dag verloopt zoals gebruikelijk; kinderen uit school halen, afwassen, eten koken, dat soort dingen.
‘s Avonds verzamel ik het oud papier en het glas voor de glasbak, om het even weg te gooien in de daarvoor bestemde containers aan het begin van de straat. Ik kom de buurman tegen, de pater familias van de familie Ozturk. In het begin keek hij dwars door ons heen en groette nooit. Waarom weet ik niet, maar inmiddels groet hij terug. Zo ook deze avond. Als ik hem ben gepasseerd, draait hij zich plotseling om, kijkt naar mijn zware tassen en bromt: ‘Zeg uh… kan ik misschien helpen?’ Mijn mond valt bijna open van verbazing. ‘Nou, het gaat wel, maar… heeeeeeeeeeeeeel erg bedankt!’
Het is een herstachtige avond; veel wind en een beetje motregen zorgen voor een naargeestige sfeer bij de containers. Ik prop het papier in de container en houd de omgeving een beetje in de gaten. Marjon komt langs struinen; grote passen, blik op oneindig. Pas als ik haar groet, ziet ze me. ‘Ik moet eerst nog even daar bij iemand langs, maar is het goed als ik zo nog even langs kom?’ ‘Prima, tot zo!’
Als ik wegloop bij de containers, komt er een man op me af. ‘Mevrouw, heeft u een euro voor eten?’ Verslaafd en een beetje warrig, is mijn eerste indruk. ‘Sorry, ik geef nooit iemand geld.’ ‘Ah, toe mevrouw, een eurootje maar…’ ‘Nee, sorry, geen geld, maar als je even meeloopt, heb ik wel wat eten voor je.’ Ik doe de voordeur open, maar laat ‘m toch maar even buiten staan. Binnen pak ik snel wat eten en drinken voor ‘m in een plastic tasje. Als ik het hem overhandig, geef ik hem een hand. ‘Ik ben trouwens Leonie’. Hij drukt mijn hand, lacht een beetje debiel en zegt: ‘Amerigo’. Ik schiet in de lach. ‘Dat is grappig, heet je echt zo?’ Veel begrijpelijks komt er echter niet meer uit en ik wens hem een goede avond.
Als hij wegloopt, komt net Marjon er aan. Ze kijkt verbaasd ‘Amerigo’ na. ‘Ik had net ruzie met ‘m en nu staat ‘ie hier ineens ook voor de deur! Hij is ook verslaafd,’ zegt ze. Ze komt even binnen, snuift wat gezelligheid op en vertrekt weer, ook met wat eten in haar tas.
Ik doe de deur achter haar dicht en Monica, Han en ik grinniken om het hele verhaal. Vanwege dagen als deze, genieten we er zo van om in de Millinx te wonen.